Vrijvervalriolering en putten

Vrijvervalriolering

Wat beheren wij?

In totaal ligt er circa 790 kilometer vrijvervalriolering in Arnhem. Hiervan is bijna 170 km gemengd.

De tabel in paragraaf 4.1 (areaalgegevens) geeft een overzicht van de lengte per type vrijverval riool.

In het beheersysteem maken we onderscheid in gemengde-, vuil- en regenwaterriolen, ieder onderverdeeld in hoofd-/transportriolen en "gewone" riolen (typering). Daarnaast wordt aangegeven welke riolen onder doorgaande wegen liggen (classificering). Op de hoofd-/transportriolen en de riolen onder doorgaande wegen is een strenger maatregelregime[1] van toepassing.

Gegevensbeheer riolering

De gegevens van de vrijvervalriolering worden opgeslagen in het beheersysteem RioGL. De visie op beheerdata geeft welke gewenste nauwkeurigheid de objectendata dient te hebben. De criteria voor het beoordelen van de videoinspecties van de rioolstelsels is vastgelegd in de beoordelingssystematiek. Deze zijn opgenomen in bijlage 1.

Vervangen

Voor de lange termijnplanning wordt voor het verwachte moment van vervangen uitgegaan van de theoretische levensduur (dit is de verwachte levensduur voor vrijvervalriolen). Voor de theoretische levensduur van de riolering wordt uitgegaan van een periode van 60 jaar. Maar let wel, er liggen nog vrij veel riolen uit de periode 1870-1930 met een levensduur op dit moment van 90 tot 150 jaar! De lange termijnplanning is dan ook niet meer dan een indicatie dat er in een bepaalde wijk/buurt mogelijk werkzaamheden in het verschiet liggen. Voor de korte termijnplanning wordt uitgegaan van de technische levensduur, de werkelijke toestand van de riolering. Deze werkelijke toestand wordt bepaald door middel van video-inspecties van de rioolstelsels en het beoordelen en classificeren van de leidingen.

Reiniging en inspectie

Alvorens riolen te kunnen inspecteren moeten deze gereinigd worden. Alle vrijvervalriolen worden periodiek gereinigd en geïnspecteerd. Jaarlijks wordt hiervoor een inspectieplan opgesteld. Reiniging en inspectie is een wijk gebonden activiteit. Doelstelling is om de kans op falen van de riolering te minimaliseren. Het middel om deze doelstelling te bereiken was het éénmaal per 12 jaar inspecteren van rioolstelsels. Wij hebben 793km riolering waarvan er 660km geïnspecteerd worden. Dat komt neer op 55 km te reinigen en inspecteren per jaar. Het grootste deel van de kolkriolen (141km) wordt niet gereinigd en geïnspecteerd[2].

Deze doelstelling is vanaf 2020 gelimiteerd tot een bedrag van € 270.000,-, waarvoor 50km riool geïnspecteerd zou moeten worden. Dat is minder dan de oorspronkelijke doelstelling (55km). Het is de keuze van de Gemeenteraad geweest om het kleine risico, de kans op falen neemt toe, te accepteren.

De riolen worden nu eens in de 13,2 jaren (660km/50km/jaar) gereinigd en geïnspecteerd.

Aan het begin van 2021 wordt gekeken hoeveel km riolering werkelijk in 2020 gereinigd en geïnspecteerd is en of hierdoor het falen van de riolering daadwerkelijk is toegenomen.

Als er vervangingswerkzaamheden gepland zijn dan worden de riolen in deze wijken niet in het reguliere inspectieprogramma opgenomen. De inspectiedata is dan mogelijk ouder dan 13,2 jaar. Voorbeeld: als de inspectiegegevens 12 jaar oud zijn en de vervangingswerkzaamheden zijn gepland over 3 jaar wordt het riool niet nogmaals (13,2 jaar) geïnspecteerd. De maatregel staat immers vast, de kwaliteit van het riool zal er in de tussenliggende periode niet beter op worden.

Bij nieuw uitgevoerde werken worden naast de revisiegegevens de opleveringsinspecties als startpunt van de beheercyclus van de nieuwe assets in het beheersysteem opgenomen.

Uitsluitingen

Uitgesloten van reiniging en inspectie zijn de kolkriolen van de gescheiden rioolstelsels.

De kolkriolen zijn vaak sterk vermaasd, bevinden zich onder water en hebben een kleine diameter. Bovendien dienen de kolken in deze stelsels als toegang (put) en zijn deze te klein voor een reguliere videoinspectiecamera. Deze riolen worden bij vervanging van de vuilwaterriolen beoordeeld en zo nodig mee vervangen, indien mogelijk is voor een regulier regenwaterriool.

Beoordeling: van inspectiebeelden tot maatregelen

Voor de beoordeling van de inspectiebeelden wordt gebruik gemaakt van de werkwijze zoals aangegeven in de NEN 3399-2004. Deze is door de NEN, de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut ingetrokken. De gemeente Arnhem blijft de NEN 3399-2004 gebruiken omdat hierin is vastgelegd dat de classificatie van de schadebeelden door de inspecteur van het inspectiebedrijf wordt vastgesteld. In de nieuwe norm NEN-EN 13508-2+A1 (2019) moet dat door de Gemeente zelf worden gedaan wat een grote aanpassing, ook ten aanzien van de personele bezetting, tot gevolg zou hebben.

De beoordelingen worden (deels) geautomatiseerd uitgevoerd volgens de beoordelingssystematiek (de waarschuwing- en ingrijpmaatstaven, zie bijlage 1) zijn vastgelegd. Voor het geautomatiseerd beoordelen wordt gebruik gemaakt van het beheerprogramma RioGL. De classificaties van de video-inspecties worden in het beheerprogramma ingelezen. In het beheerprogramma wordt, op basis van de genoemde criteria bepaald of riolen gerepareerd dan wel vervangen moeten worden. De riolen worden ter controle ook nog handmatig beoordeeld. Riolen die niet aan de criteria voldoen, dus nog goed zijn, worden verder niet meer beschouwd. Opleveringsinspecties worden nooit geautomatiseerd beoordeeld.

Putten

In het rioolstelsel van Arnhem zijn zo'n 26.000 putten opgenomen, onderverdeeld in inspectieputten, valputten, overstortputten, stuwputten en putten met bijzondere voorzieningen zoals terugslagkleppen, schuiven en wervelventielen.

De putten maken hoekverdraaiingen, vertakkingen in rioolstelsels en huisaansluitingen mogelijk en verschaffen toegang tot het rioolstelsel voor reiniging, inspectie en reparaties (zoals reliningen).

De putten die een aanvullende functie hebben ten opzichte van de standaard controleput worden behandeld in de paragraaf ‘bijzondere putten’. De gegevens zijn opgeslagen in het beheersysteem. Dit betreft alleen statische data. Putten worden tijdens iedere reguliere inspectieronden gelijktijdig met de vrijvervalriolering gereinigd. De kwaliteit van de putten wordt afzonderlijk beoordeeld op basis van de gegevens uit de strenginspectie of op basis van de gegevens uit de putinspecties. Putten worden gelijktijdig met het hoofdriool vervangen.

Bijzondere putten

Bijzondere putten zijn putten met een speciale functie en zijn vaak voorzien van een mechanische voorziening. Per bijzondere put is de beheerstrategie aangeven.

Voor al deze puttypen kan als verbeterslag worden uitgewerkt: wat is het effect van falen van deze putten op het functioneren van het aangesloten stelsel? Is het effect groot en ongewenst, dan is prioriteit gewenst bij regulier preventief onderhoud. Als het effect klein is, dan kan correctief onderhoud een optie zijn.

Lozingsputten en ontvangstputten.

Dit zijn putten waar pers- of drukleidingen op uitkomen. Deze moeten eenduidig in het beheersysteem worden aangegeven. Als gevolg van de lozing van de pers-/drukleidingen ontstaat bij een aantal lozings-/ontvangstputten overlast in de vorm van zwavelwaterstofgas (H2S). Zwavelwaterstofgas leidt tot stankoverlast (rotte eierenlucht) en aantasting van rioolstelsels die uit cementgebonden materialen (beton) zijn opgebouwd. Bij deze putten is het belangrijk de aantasting te monitoren. Er is een meetprogramma in uitvoering die dit in beeld brengt.

Zo nodig moeten deze putten vaker geïnspecteerd, of moet overwogen worden om een preventieve maatregel (verminderen/voorkomen H2S vorming) te nemen.

Externe overstortputten

Externe overstortputten ontlasten gemengde rioolstelsel bij hevige neerslag om wateroverlast te voorkomen. Er wordt met regenwater verdund afvalwater op oppervlaktewater geloosd. De externe overstortputten moeten gecontroleerd op vervuiling van de put (voor én achter de overstortdrempel). Bij aanwezigheid van kleppen en schuiven deze ook controleren op werking. Zie de paragrafen kleppen en schuiven.

Bijzondere constructies

In het beheersysteem zijn de putten met een doorspuitvoorzieningen en lamellenfilters en als bijzondere constructie aangegeven. Putten met een doorspuitvoorzieningen bieden toegang tot drainagestelsels en zijn bedoeld om deze te reinigen. Deze putten moeten gecontroleerd worden op bereikbaarheid en toegankelijkheid. De lamellenfilters komen in de paragraaf "3.2.12 Randvoorzieningen" ter sprake.

Stuwputten (interne overtort)

Stuwputten zijn aangelegd om berging in het rioolstelsel te creëren. Daarvoor is in de stuwput een overstortmuur aanwezig. Om de berging leeg te laten lopen is onder in de overstortmuur een doorlaat aangebracht. De hoeveelheid water die door de doorlaat wordt afgevoerd is gereguleerd door de grootte van de afmeting of het toepassen van een wervelventiel dan wel een regelbare schuif. De stuwputten moeten gecontroleerd worden op verontreinigingen (en zo nodig gereinigd worden), de doorlaten op verstoppingen. Bij aanwezigheid van wervelventielen of schuiven deze ook controleren op werking. Zie de paragrafen wervelventielen en schuiven.

Een deel van de stuwputten is voorzien van rtc-sturing (hydraulische schuif met sensoren, meet- en regeltechniek).

Putten met wervelventielen

Putten met wervelventielen kunnen niet alleen stuwputten zijn zoals hierboven aangegeven maar ook putten in een verbeterd gescheiden rioolstelsel om, met behulp van een wervelventiel, de hoeveelheid regenwater die van het regenwaterstelsel naar het vuilwaterstelsel mag worden afgevoerd te reguleren.

De putten moeten gecontroleerd worden op verontreinigingen (en zo nodig gereinigd worden), de doorlaten op verstoppingen. De wervelventielen controleren op de goede werking. Zie de paragraaf wervelventielen.

Uitstroomvoorzieningen en uitlaten

Dit zijn putten/constructies die de uitmonding zijn op oppervlaktewater van overstortleidingen in gemengde en verbeterd gescheiden stelsels of uitmondingen van hwa riolen van gescheiden stelsel. De uitmondingen op de Rijn zijn voorzien van een vuilrooster.

Dit vuilrooster moet, mits toegankelijk (afhankelijk van de waterstand in de Rijn) 2x per jaar schoongemaakt worden. De uitstroomvoorzieningen bevinden zich vaak deels onder het waterpeil van het ontvangende oppervlaktewater. Deze putten worden, inclusief het onder water staande deel van het rioolstelsel, gereinigd als reguliere putten.

Putten met beweegbare schuiven

Naast stuwputten zijn er ook putten waarin schuiven gemonteerd zijn die een waterkerende functie hebben zoals de overstortputten bij de Rijn en bij verbindingen tussen beekriolen en het rioolstelsel. De putten moeten gecontroleerd worden op verontreinigingen (en zo nodig gereinigd worden). De schuiven controleren op de goede werking. Zie de paragraaf schuiven.

Putten met terugslagkleppen

Putten met terugslagkleppen hebben tot doel een waterstroom in de verkeerde richting te voorkomen zoals bij de overstortputten aan de Rijn en de koppelingen tussen de verbeterd gescheiden rioolstelsels. De putten moeten gecontroleerd worden op verontreinigingen (en zo nodig gereinigd worden). De terugslagkleppen controleren op de goede werking. Zie de paragraaf terugslagkleppen.

Roosterputten

Putten met een roosterdeksel hebben tot doel het rioolstelsel te beluchten en/of de in-/uitstroom van regenwater mogelijk te maken. De putten moeten gecontroleerd worden op verontreinigingen (en zo nodig gereinigd worden). De roosters controleren op deugdelijkheid. Zie de paragraaf roosters.

Putten met gekneveld deksel

Putten waarvan de deksels gekneveld zijn hebben tot doel om bij overdruk in de riolering wateroverlast te voorkomen. De deksels moeten gecontroleerd worden op de kneveling (zijn alle knevels aanwezig en vast aangedraaid?). Bij gebreken moet het gehele deksel vervangen worden.

Putten met ontluchtingsdeksel

Putten met een ontluchtingsdeksel hebben tot doel luchtinsluitingen in het rioolstelsel, die bij zware belasting van het rioolstelsel tot grote overdruk en daarmee schade aan de riolering, de omgeving en in woonhuizen kan veroorzaken, te voorkomen. De deksels moeten gecontroleerd worden op de goede werking (schoon, heel en compleet). Bij gebreken moet het gehele deksel vervangen worden.

  • 1 Zie de maatregelentabel.
  • 2 Zie paragraaf 3.2, Uitsluitingen.