Paddenpoel

Een kleine waterplas met omringd door een grotendeels open terrein. Specifiek bedoeld om amfibieën een leefmilieu te verschaffen. Er zijn twee typen poelen met een verschillende doelsoort die beide hun eigen beheermaatregelen vragen. Poel type rugstreeppad en poel type kamsalamander. Terrein met voornamelijk ecologische functie.

Streefbeeld

  • Een diepte van 1.50m

  • Taluds onder en boven water zijn flauw, 1:5 tot 1:10.

  • Het terrein direct rondom de poel bestaat voor uit grazige en/of kruidige vegetatie. Deze zone is minimaal 10 m breed.

  • Incidentele spontane opslag van houtige gewassen is toegestaan, deze niet begeleiden. Maximale oppervlaktebedekking van de kronen hiervan is 5%.

  • De poel krijgt voldoende zon, de afstand tot hoge begroeiing is minimaal 10m.

  • Binnen 500m van de poel zijn schuilmogelijkheden bereikbaar voor de amfibieën (zoals bosjes, hagen, takenrillen of stapels stenen). Bosschages die dienen als schuilmogelijkheden amfibieën in stand houden.

  • Het wateroppervlak van de poel is maximaal voor 50% met planten bedekt.

Verschillen streefbeeld in doelsoorten:

  • Ondiepe waterdelen (tot 20cm) bij poel type rugstreeppad hebben zeer weinig begroeiing, bij de poel type kamsalamander is dit ondiepe deel voor minimaal 50% met watervegetatie begroeid.

  • Bij de poel type rugstreeppad is open zandgrond aanwezig van 5-10m2 als bezonningsplek voor de amfibieën.

Beheervoorwaarden

  • Per poel maximaal 50% van de beheermaatregel per keer uitvoeren (maaien, baggeren e.d.)

  • Maaibeheer soortgericht uitvoeren. Van waterlelies en fonteinkruid moet voldoende planten overblijven, deze herstellen langzaam.

  • Vrijgekomen materiaal (maaisel en slib) afvoeren.

  • 75% van het omringende terrein aan de poel moet vrij zijn van begrazing door vee. Afrastering op 10m afstand van de poel.

  • De maaihoogte van het landgedeelte moet mimimaal 7cm zijn.

  • Wegens de ecologische waarden zijn de tijdstippen waarop beheermaatregelen worden uitgevoerd van extra belang, i.v.m. verstoring en overwintering. Oevervegetatie maaien in september. Bezonningsplekken van zand losmaken in april of sept. Baggeren in september. Maaien gras/kruiden en ruigte in sept en/of 1e helft van mei.