Bos in parken

Het parkbos is een aantrekkelijk, divers bos om te verblijven. Het bos heeft een hoge recreatieve waarde. Het eindbeeld is een bio divers, volwassen bos waarin ook de cultuurhistorie van het park zichtbaar is door o.a. de soortensamenstelling van het bos. Vanuit de functie voor de natuur is het streven de  bossamenstelling zich binnen dit kader te laten ontwikkelen richting de Potentieel Natuurlijke Vegetatie (PNV, zie bijlage 7), de vegetatie die hier van nature zou voorkomen.

De beoogde streefbeelden van de verschillende bosdelen in de parken staan beschreven in de beheervisies van de parken. Niet alle beheervisies hebben al een streefbeeld per bosdeel. Wanneer dit ontbreekt wordt de algemene beschrijving uit de visie gevolgd.

Algemeen streefbeeld:

  • Binnen de kaders van de cultuurhistorie van het park wordt het beheer zoveel mogelijk gericht op natuurlijke ontwikkeling van het bos, een bos met een bio diverse en gelaagde bos samenstelling. Het bos kent een gevarieerde samenstelling van zowel inheemse soorten als cultuursoorten, met in stand houding van de historische diversiteit aan soorten van het park ter plaatse. Het bestaat uit een gemengd inheems bos waar cultuurlijke soorten doorheen geweven zijn voor de beleving van de cultuurhistorie. De diversiteit in het bos kan individuele menging betreffen of groepsgewijze menging en soms ook bestaan uit kleinere vlakken van dezelfde boomsoort. Dit is afhankelijk van de streefbeelden die in de beheervisie voor betreffende bosdelen zijn uitgezet.

  • Het aandeel dood hout in de bossen bedraagt minstens 10%, zowel staand als liggend. (uitzonderingen in verband met beeldkwaliteit zijn beschreven in de beheervisies van de parken) Het dode hout vervult een rol in het verbeteren van de bodem waardoor water beter vastgehouden kan worden en het draagt bij aan het vergroten van de soortenrijkdom.

  • We streven naar een gezond, toekomstbestendig bos met bomen van meerdere leeftijden in de verschillende levensfasen.

  • We streven naar een klimaatbestendig bos. Dit doen we door de bestaande menging van boomsoorten zoveel mogelijk in stand te houden en klimaatbestendige soorten aan te planten. Daarnaast kijken we hoe we een gezonde bosbodem kunnen behouden of de bodem kunnen herstellen, en streven naar een goede waterhuishouding.

Beheervoorwaarden:

Het maken van ruimte voor groei.

  • Het dunnen van bomen; het verwijderen van bomen om voor andere bomen meer groeiruimte te creëren. De dunningen in het parkbos zijn gericht op het  ruimte geven aan de ontwikkeling van de soortenrijkdom. Dominante soorten (vooral de beuk) worden via deze dunningen in toom gehouden, zodat andere soorten ook de kans krijgen uit te groeien. Lichtboomsoorten (bomen die weinig schaduw van andere bomen kunnen verdragen) worden bevoordeeld.

  • Ook worden bomen wel eens geringd in plaats van afgezaagd. Deze bomen blijven dan staan, maar gaan wel dood, waardoor ook ruimte ontstaat voor andere bomen en beplanting. Staand dood hout levert haar eigen bijdrage aan de verrijking van de biodiversiteit. Ook kan het zijn dat op kwetsbare of moeilijk bereikbare plekken gekozen wordt voor ringen om de natuur ter plaatse te sparen.

  • Ruimte behouden en creëren voor oude dikke bomen. We willen grote dikke bomen in het park, en de bomen oud laten worden. Daarvoor moet je deze bomen wel de ruimte geven en andere bomen die in de weg staan kappen. (Een mogelijkheid om daar te komen is het werken met toekomstbomen. Voor een gerichte sturing naar een volwassen bos worden dan bomen in het bos gemerkt om deze bomen tot grote dikke volwassen bomen uit te laten groeien. Deze methode wordt nu nog niet toegepast maar er wordt gekeken of dit voor een aantal locaties een goede aanvulling zou kunnen zijn in het beheer.)

  • In het bos is ook een goed ontwikkelde struiklaag en kruidlaag belangrijk. De ontwikkeling hiervan wordt gestimuleerd via de dunningen, deze creëren licht op de bodem voor deze soorten om te groeien. We planten ook wel soorten voor de struiklaag aan.

  • Ruimte behouden en creëren voor te behouden landschapselementen zoals lanen. Bomen en beplantingen die gaan concurreren met de laanbomen worden in het beheer verwijderd.

  • Ruimte maken om één boom of enkele bomen van een andere soort tussen te planten om de omvorming naar diverser bos te versnellen in monotone bosbeplantingen. De maximale afmeting van het gat in het kronendak is daarbij ca. 0,1 ha. We passen geen vlaktekap toe.

  • De dunningen worden variabel uitgevoerd. Hierdoor ontstaan verschillen in boomdichtheid die bijdragen aan verbetering van de bosstructuur.

Aanplant van bomen en struweelsoorten.

  • Waar gewenste soorten spontaan opkomen wordt gebruikt gemaakt van deze spontane verjonging. Wanneer de verjonging ontbreekt of deze bestaat uit dominante of ongewenste soorten worden nieuwe andere soorten ingeplant. Dit kunnen zowel cultuurlijke uitheemse soorten als inheemse soorten zijn.

  • Daar waar ruimte is om jonge bomen te planten maken we bij voorkeur gebruik van soorten die klimaatbestendig zijn en een goede strooiselvertering hebben. Bijvoorbeeld: haagbeuk, linde, zoete kers, fladderiep, ratelpopulier, esdoorn, lijsterbes Europese vogelkers en hazelaar.

Omgang met dood hout.

  • We streven naar het vastleggen van CO2. Dit doen we door niet meer te oogsten dan er bij groeit. Bij het selecteren van de dunningsbomen bevoordelen we bomen met kwaliteitshout. Oude volwassen parkbossen leggen geen extra CO2 meer vast, in volwassen bosdelen blijft de CO2 opslag gelijk.

  • Van het vrijkomende hout bij werkzaamheden wordt hout wat duurzaam gebruikt kan worden uit het bos gehaald om te dienen als duurzame CO2 opslag. Hout tot een dikte van ca 20cm en hout van mindere kwaliteit (hout wat niet duurzaam kan worden gebruikt) wordt in de parken zelf verwerkt.

  • Op kwetsbare plaatsen wordt het hout niet afgevoerd om de bodem te sparen.

  • Spontaan omgevallen bomen blijven zoveel mogelijk in het bos liggen.

  • Bij het verwerken van hout in het bos wordt rekening gehouden met de beeldkwaliteitseisen en recreatieve eisen uit de beheervisies. De recreatieve functie en belevingswaarde stelt eisen aan de netheid van het bos. In de uitvoering laten we zo min mogelijk zaagvlaken in het zicht van de paden liggen. Dit ziet er niet natuurlijk uit en wordt snel als rommelig ervaren.

  • We verwerken het vrijgekomen hout ook gericht (kleinschalig) op de hellingen van de parken op afstroomplekken, om bij te dragen aan het tegengaan van afstroming van regenwater. Het water wordt dan meer in de parken wordt vastgehouden en draagt bij aan beperking van wateroverlast in de stad.

Planning.

  • Grotere ingrepen als dunnen en plantwerkzaamheden  worden zoveel mogelijk1x in de vijf jaar uitgevoerd in verschillende terreineenheden om efficiënt te kunnen werken. Verstoring van het bos beperken we door kapwerkzaamheden en de afvoer van het hout in één seizoen uit te voeren. De planning staat in bijlage 2, de meerjarenplanning van de parken.

Overig beheer.

  • De uitvoering van de werkzaamheden doen we gericht op zo min mogelijk verstoring van de bodem.

  • De bomen worden op veiligheid gecontroleerd volgens het protocol beschreven in hoofdstuk 3.4.

  • Hedera in bomen in struweel of bos wordt zoveel mogelijk gespaard. Zie hiervoor bijlage 3.